Extra informatie: LTO-barcodelabels

LTO-media moeten altijd een unieke ID of nummer hebben. Omdat er bij gegevensback-up en archiveringsprocessen meerdere media worden gebruikt, is het raadzaam een nummering te kiezen waarbij nieuwe LTO-tapes opeenvolgende nummers kunnen krijgen. Ze moeten in totaal acht alfanumerieke tekens bevatten, waarvan de eerste zes vrij te kiezen zijn. De laatste twee tekens staan vast en geven de LTO-standaard aan, bijvoorbeeld L1, L2 tot en met L8, L9. Een voorbeeld van zo’n standaardnummering is BD0001L8, BD0002L8, enz.

De vaste laatste twee tekens zijn als volgt:
L3 = Generatie 3, L4 = Generatie 4, L5 = Generatie 5, L6 = Generatie 6, L7 = Generatie 7, L8 = Generatie 8, L9 = Generatie 9, LT = Generatie 3 WORM, LU = Generatie 4 WORM, LV = Generatie 5 WORM, LW = Generatie 6 WORM, LX = Generatie 7 WORM, LY = Generatie 8 WORM, LZ = Generatie 9 WORM

Reinigingscartridges zijn iets anders, maar moeten ook gemakkelijk herkenbaar zijn en een nummer krijgen in de LTO-tapebibliotheek. Ze hebben meestal een code zoals "CLNxxxLx" (bijvoorbeeld CLN001L9, CLN002L9, enz.).
 
Bibliotheeksysteem:
fabrikant + model, bijv. HPE MSL4048

Hulp nodig?

Neem contact op met je contactpersoon.